Terwijl ik bleef kijken, zag ik dat er tronen werden neergezet. En Hij die er al eeuwen is, ging op een troon zitten. Zijn kleren waren zo wit als sneeuw en zijn haar leek op witte wol. Zijn troon bestond uit vuurvlammen en had wielen van vuur.
Ik keek toe hoe er tronen werden neergezet en er een Hoogbejaarde plaatsnam. Zijn kleren waren sneeuwwit en zijn haar wit als zuivere wol. Hij zat op een vlammende troon die op eveneens vlammende wielen reed.